Voor het melden aan de verwijsindex moet er sprake zijn van een daadwerkelijke bedreiging van de gezonde en veilige ontwikkeling van de jeugdige. Meestal is niet één geïsoleerd probleem doorslaggevend voor het doen van een melding, maar maakt een combinatie van verschillende problemen een situatie dermate ernstig dat een melding aan de verwijsindex gerechtvaardigd is.

Het leefgebied ‘Opvoeding & Gezinsrelaties’ betreft de pedagogische en relationele condities in het gezin waarin de jeugdige opgroeit.

  1. Er is onenigheid binnen het gezin of tussen de ouders en/of de relatie tussen jeugdige en ouders is problematisch
  2. De jeugdige is slachtoffer van kindermishandeling
  3. De ouders hebben problemen in de opvoeding van de jeugdige en/of er zijn factoren die het ouderschap bemoeilijken
  4. Er is sprake van een civielrechtelijke kinderbeschermingsmaatregel
  5. Er zijn problemen met veranderingen in de gezinssamenstelling
    (die voor instabiliteit in het gezin zorgen)
  6. Er is sprake van hulpverlening aan een gezinslid vanwege ernstige problematiek
  7. Een ander gezinslid dan de jeugdige is betrokken bij criminele activiteiten
Lees alle toelichtingen bij de criteria
Sluit toelichting
Melden mag, afwegen moet!

III.  Toelichting bij de criteria van leefgebied ‘Opvoeding & Gezinsrelaties’

  1. Er zijn zeer regelmatige ruzies, ernstige conflicten of voortdurende spanningen tussen ouders en/of andere gezinsleden, die het gezinsleven ernstig ontregelen. Er is sprake van een problematische affectieve band tussen de jeugdige en ouder(s), tekorten in communicatie, conflicten, hechtingsprobleem.
  2. Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Voorbeelden van kindermishandeling: seksueel misbruik, emotioneel geweld (uitschelden, negeren, afwijzen), lichamelijk geweld, een omgeving met weinig warmte/veel kritiek, verwaarlozing of een andere vorm van mishandeling (denk aan bijvoorbeeld veel kleine littekens in gezicht bij kindsoldaten, besnijdenis van meisjes en eerwraak). Daarnaast gaat het ook om getuige zijn van huiselijk geweld (mishandeling van andere gezinsleden binnen het gezin).
  3. De ouders hebben onvoldoende opvoedingsvaardigheden en/of opvoedingsgezag om de jeugdige adequaat te kunnen opvoeden. Het kan ook betekenen dat het functioneren/gedrag van de jeugdige dermate problematisch is, dat de ouders de opvoeding niet (meer) aankunnen. Daarnaast kunnen er nog andere factoren zijn die het ouderschap moeilijker maken: bijvoorbeeld hele jonge ouders, ouders met een verstandelijke handicap, alleenstaande ouder, ouder zelf mishandeld als kind, ouder met laag zelfbeeld/weinig zelfvertrouwen, jeugdige is ongewenst door de ouders, verhouding draaglast-draagkracht uit balans, ouder is overbelast.
  4. De jeugdige is onder toezicht gesteld (OTS) of onder voogdij geplaatst.
  5. Bijvoorbeeld verlies gezinslid door overlijden/echtscheiding, komst nieuw gezinslid (door geboorte, adoptie, pleegzorg, nieuw samengesteld gezin), uithuisplaatsing van de jeugdige, snelle wisseling van verzorgers van de jeugdige.
  6. Geen toelichting.
  7. Geen toelichting.
Terug naar de voorkant